#Wat leer je in deze cursus?
Tijdens deze interactieve lessen creëren we heel wat spreekkansen. Je gaat aan de slag met uit het leven gegrepen lesmateriaal. Muziek, kranten, films, tv-programma’s, … Je praat met je leerkracht en de klasgroep over wat je ziet, hoort en leest.
Engels opent wereldwijd deuren naar meer ontspanning, opleidingen die je versterken, nieuwe contacten, een internationale carrière, professioneel ondernemerschap, culturele en persoonlijke inzichten, … Het is een erg toegankelijke taal, met een rijk verleden en een mooie toekomst.
Al vanaf les één moedigen we je aan om Engels te spreken in de klas. Sleutelzinnen geven je een houvast tijdens gesprekken in kleine groepjes. Je leerkracht coacht je – praktisch, interactief, soms speels en steeds ook met aandacht voor je persoonlijke interesses. Je vergroot je spreekdurf in groepjes van twee of meer en babbelt over thema’s uit het dagelijkse leven zoals reizen, naar de supermarkt gaan, op restaurant gaan. Tussentijds maak je oefeningen op ons digitaal leerplatform Moodle – op je eigen tempo en mét begeleiding van je leerkracht.
#Onderwerpen en inhoud
- Je leert jezelf en anderen voorstellen en vragen hoe je iets in het Engels zegt.
- Je benoemt dagdagelijkse voorwerpen, en vertelt van wie ze zijn.
- Een weekendje weg? Hoe koop je een ticket voor het openbaar vervoer?
- Je spreekt over dagelijkse routines en gewoontes, en vraagt naar die van anderen.
- Je ontdekt hoe je een drankje en hapje bestelt, en leert prijzen in het Engels zeggen en verstaan.
- Je leert je plan trekken met o.a. vragen om te herhalen, trager te spreken, …
- Je oefent erop om je familie voor te stellen en over je vrienden te vertellen.
- Over je huis vertellen: welke kamers en meubels zijn er en waar staan welke meubels?
- Wat kan je in de stad doen? Welke gebouwen zijn er, waar liggen ze en wat kan je er doen? Stel je eigen stad samen met je favoriete gebouwen en stel ze voor!
- Een favoriete plaats beschrijven aan de hand van vragen.
- Een gesprek voeren in een kledingwinkel
- Je verwerft een basiswoordenschat over eten en drinken, en vertelt over je maaltijden. Wat eet of drink jij (niet) graag?
- Getallen leren gebruiken.
- Iets bestellen op café
- De verleden tijd en tijdsuitdrukkingen leren gebruiken om bijvoorbeeld te vertellen hoe je weekend was.
- Culturele weetjes.